Exportsubsidies verstoren de wereldmarkt

maandag 10 februari 2003 18:39

Ontwikkelingslanden moeten betere kansen krijgen op de wereldmarkt. Want voor een deel van de wereldbevolking is voedsel geen vanzelfsprekende zaak.

Minder dan 10% van de agrarische wereldproductie komt in de internationale handel. Het overgrote deel wordt lokaal of nationaal verhandeld. Dat houdt in dat voorstellen, die de handel van 10% van de productie moet reguleren, zoals bij de WTO, de effecten van die maatregelen op de handel van de overige 90% niet uit het oog mogen verliezen. Ik heb niet de tijd om in te gaan op alle aspecten van het Europese voorstel aan de WTO. Ik beperk mij tot de plaats van ontwikkelingslanden en het Europese model van de multifunctionele landbouw.

Voor een deel van de wereldbevolking is voedsel niet vanzelfsprekend. De belangen van deze bevolkingsgroepen moeten we bij de WTO-besprekingen nauwlettend in de gaten houden.
Die belangen gaan verder dan het afbreken van tariefmuren en een preferente toegang tot de Europese markt. Die voorkeurs-toegang leidt namelijk niet automatisch tot een verhoging van de inkomsten van de ontwikkelingslanden en hun bevolking. Uit een recente studie blijkt dat volledige handelsliberalisering de arme landen slechts een minieme toename in inkomen verschaft. Terecht vragen landen als India en Nigeria om flexibele toepassing van de WTO afspraken. Zij willen hun landbouwsector en de ontwikkeling van het platteland steunen en beschermen om zo de rurale bevolking enige bestaanszekerheid te bieden.
Subsidies zijn in die landen nodig om voedselzekerheid te garanderen en de kleinschalige landbouw te steunen. Ik ben daarom aangenaam verrast door het voorstel van de Commissie voor een voedselzekerheidsbox en de ruimte die de Europa wil bieden aan deze landen om hun landbouw middels subsidie te ondersteunen.

Exportsubsidies verstoren de wereldmarkt. Terecht stelt de Commissie een verdere verlaging voor. Als andere landen hiermee instemmen, kan dit leiden tot een stijging van de prijzen op de wereldmarkt. Ik wil de commissie er wel op wijzen dat daar niet iedereen mee gediend is. Maar liefst 43 Afrikaanse landen zijn netto-importeurs van voedsel. Zij zijn gelijk duurder uit als de voedselprijzen op de wereldmarkt stijgen. Daarom is naast de antidumpingsmaatregelen ook technische hulp aan deze landen van wezenlijk belang.

De inkomens van boeren in de Europese Unie staan onder druk.
Handelsliberalisering is vooral van belang voor de handel en de verwerkende industrie. Als Europa het boerengezinsbedrijf in stand wil houden, zal het maatregelen moeten nemen die indruisen tegen de principes van vrijhandel.
Daarbij zal ze effectiever op moeten treden dan nu het geval is. Uit een studie van de OESO blijkt namelijk dat slechts een kwart van iedere euro steun aan de landbouw, bij de boer terecht komt. Verdere liberalisering zonder voldoende bescherming van het Europese landbouwmodel leidt tot een sanering van de boerenstand. Gelukkig voert de Commisie in haar WTO voorstel een pleidooi voor het model van de multifunctionele landbouw: Subsidies voor niet handelsverstorende zaken als milieu, dierenwelzijn en plattelandsontwikkeling zouden mogelijk moeten blijven. Maar ik hoop dat de Commissie ook beseft dat een levensvatbare Europese landbouw voldoende speelruimte nodig heeft voor de regulering van haar markt. Omdat de landbouw nog steeds niet opereert als een fietsenfabriek, is een doelmatige bescherming aan de grenzen nodig. Die bescherming dient transparant te zijn. Voedselhulp als verkapte vorm van dumping is verwerpelijk, terecht brengt de Commissie dit in haar voorstel naar voren alsmede andere vormen van landbouwsteun zoals exportkredieten, exportgaranties en staatshandelsondernemingen.

Tenslotte ontbreekt in het voorstel van de Commissie een wezenlijk
beleidsinstrument dat de markt en prijzen positief beïnvloedt: ik doel op productiebeheersing. Zowel bij suiker als bij zuivel werkt dit instrument naar behoren. De enige dissonanten van het systeem zijn de dumping van overschotten op de wereldmarkt veroorzaakt door een te hoog quotum. Daarom moeten we niet af van de quota, maar moeten de quota reëel zijn. Bij zuivel ligt het quotum op 105% van de consumptie. Door dat terug te brengen naar 100%, vrijwaren we de wereldmarkt van gedumpte suiker en melkpoeder en bieden we tegelijkertijd onze boeren een betere prijs.

Rijk van Dam

« Terug

Reacties op 'Exportsubsidies verstoren de wereldmarkt'

Geen berichten gevonden

Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.