Lezing Hans Blokland in Lakitelek

donderdag 05 december 2002 12:46

Lezing MDF-Christen-Unie conferentie

Coalities in het Europees parlement

Lakitelek 29 novemer-1 december 2002


MdV, Geachte dames en heren,

Het is mij een groot genoegen om vanmorgen voor u het woord te mogen voeren over het onderwerp ‘coalities in het Europees Parlement’.
Het verheugt mij dat de Hongaars-Nederlandse band, die al dateert uit de periode van de Reformatie in de zestiende eeuw opnieuw gestalte krijgt in dit door de MDF en ChristenUnie georganiseerde congres. Het zijn nieuwe tekenen van een oude band, die op diverse plaatsen in dit land nog zichtbaar is. Zo heeft het mij ontroerd toen ik op de Clavin Tèr tijdens een Hongaarse kerdienst de psalmen gewoon in het Nederlands mee kon zingen. En in Sarospatak in de Universiteit en daarbuiten veel herinneringen aantrof aan Comenices, die ook in Nederland zijn sporen heeft nagelaten. Daarnaast, niet te vergeten de majestueze kerk in Debrecen, met op een steenworp afstand de gedenknaald aan Michiel de Ruijter, die zoveel Hongaarse predikanten wist te bevrijden in Napels.
Mijn Hongaarse bloed begint bij al deze levende herinneringen te spreken. Ik heb daarom bijzondere redenen om uit te zien naar de komende hereniging en opneming van het Hongaarse volk in Europa. Met evenveel verheuging zie ik uit naar de toetreding van de andere volkeren van Midden- en Oosteuropa. De vreugde van mijn goede vriend en collega, Otto van Habsburg, voel ik daarom volledig mee. Ik sprak hem vorige week in Straatsburg en breng bij dezen u de hartelijke groeten van hem over. Zijn ogen straaten toen ik vertelde dat ik vandaag bij u in Lakitelek zou zijn.

Hhet feit dat wij vandaag bijeen zijn, komt mede voort uit de zeer reële vooruitzichten op spoedige toetreding tot de Europese Unie van een groot aantal Midden- en Oosteuropese landen. Deze toetreding heeft de ChristenUnie, ook samen met haar zusterpartij, de SGP altijd consequent ondersteund. Dat hebben wij zowel in het Nederlandse Parlement als in het Europees Parlement uitgedragen. Wij zien uit naar samenwerking met politici uit de nieuwe lidstaten, met name ook in het Europees Parlement. Hiermee komen wij dan bij het onderwerp, wat ik vandaag met u wil bespreken. Het betreft coalities in het Europees Parlement. Ik zal trachten een objectief beeld te geven, maar u zult begrijpen dat ik dit onderwerp vooral vanuit de invalshoek van mijn eigen ervaring benader.

Vooraf is echter belangrijk dat ik u de positie van het Europees Parlement in het Europese krachtenveld schets. Het Europees Parlement verschilt op diverse belangrijke terreinen van nationale parlementen. Dat maakt dat het onderwerp coalitievorming in een ander licht staat dan in het nationale kader het geval is.

Positie EP in Europees krachtenveld

De uitvoerende macht in de EU berust gedeeltelijk bij de lidstaten, gedeeltelijk bij de Raad van Ministers en gedeeltelijk bij de Europese Commissie. In tegenstelling tot wat bij nationale parlementen vrijwel altijd het geval is, steunt deze uitvoerende macht niet op een bepaalde politieke meerderheid in het Europees Parlement.

Dat kan ook niet, om diverse redenen.
Als eerste is de politieke kleur van de nationale administraties een zaak van nationale verkiezingen. Deze staan geheel los van verkiezingen voor het Europees Parlement. Nationale voorkeuren op een bepaald moment weerspiegelen zich dus niet automatisch in de samenstelling van de nationale delegatie in het Europees Parlement. Daarnaast bestaan er uiteraard verschillen tussen landen onderling. Waar in het ene land een socialistische regering is, kiest men in een ander land een conservatieve, liberale of christen-democratische. Het Europees Parlement weerspiegelt al deze stromingen. Het EP kan echter niet zijn steun verlenen aan één bepaalde kleur regering met negatie van de regeringen van andere politieke kleur in andere landen.

Hoewel het Europees Parlement tot taak heeft om de Europese Commissie te controleren (net als de Raad die taak heeft), en ook de Commissie naar huis kan sturen, steunt de Europese Commissie evenmin op een bepaalde politieke meerderheid in het Europees Parlement. De Europese Commissie wordt immers benoemd door de Raad van Ministers. De Raad volgt vrijwel altijd de voordracht van nationale regeringen. Hetgeen in de praktijk betekent dat de Europese Commissarissen nooit uit één bepaalde hoek van het politieke spectrum komen. Zij vertegenwoordigen altijd de breedte aan politieke partijen die er in Europa is. Voor de Voorzitter van de Commissie ligt dat iets anders. Zijn benoeming moet brede instemming vinden in de Raad van Ministers. De politieke kleur van de meerderheid in het Europees Parlement speelt tot op heden echter geen rol bij de keuze van een kandidaat. Dat zou in de toekomst kunnen veranderen, indien de voorstellen om de Voorzitter te laten kiezen door het Europees Parlement, door de Raad worden overgenomen. Maar ook dan geldt dat de rest van de Commissie door de nationale regeringen op basis van interne, binnenlandse overwegingen gekozen wordt. Zodat waarschijnlijk in die situatie de Commissie als geheel niet steunt op een bepaalde groepering binnen het Europees Parlement.

Het Europees Parlement is dus geen parlement waarin regeringspartijen aan de ene kant het beleid van de Raad of de Commissie ondersteunen en de oppositiepartijen aan de andere kant dat beleid juist trachten te wijzigen.
Dit is een heel belangrijk gegeven om inzicht te krijgen in de werking van het Europees Parlement en de rol van coalities daarin. De politieke situatie is veel diffuser dan in veel nationale parlementen.
Daar komt nog de volgende factor bij, en dat is mijn tweede punt na bespreking van de positie van het Europees Parlement in de EU.

De betekenis van politieke fracties in het EP

In het Europees Parlement zijn parlementariërs gegroepeerd op basis van politieke voorkeur. Dit houdt in dat er een socialistische, een christen-democratische, een liberale, een groene, een gemengd socialistisch-communistische fractie enz. is. Echter: socialisten of conservatieven uit Engeland kunnen geheel andere denkbeelden hebben dan socialisten of christen-democraten uit Spanje of Frankrijk. Dit gaat op voor alle fracties in het Europees Parlement, zodat de nationale scheidslijnen in de praktijk vaak nog een belangrijke rol spelen. Veel fracties hebben dat opgelost door een bepaalde mate van fractiediscipline. Deze is nooit vergelijkbaar met de nationale fractiediscipline, maar is in een aantal fracties wel duidelijk aanwezig. Het spreekt voor zich dat dit op zijn tijd spanningen oplevert, waarin (zoals wij dat in Nederland zeggen) altijd wel wat kikkers uit de kruiwagen springen.

Moet uit dit voorgaande worden afgeleid dat het Europees Parlement één groot diffuus geheel is, waarin slechts met moeite vaste patronen zijn te ontdekken? Dat is niet het geval.

De vaste patronen vindt men echter vooral door op de inhoudelijke politieke stellingname te letten. Dan zien we in het Europees Parlement vier scheidslijnen. Ik behandel deze scheidslijnen in volgorde van de frequentie waarmee deze zichtbaar worden. Daarbij zal ik ook de positie van de fracties in het Europees Parlement kort behandelen.

De eerste betreft de visie op de constitutionele toekomst van Europa.

We hebben het hier over vragen als: Dient de EU een federatie te worden, en zo ja in welke vorm? Dient de EU een grondwet te krijgen? Zou het beter zijn indien de Europese Commissie meer bevoegdheden kreeg of moet daarentegen juist de macht van de Raad van Ministers vergroot worden? Welke rol is wenselijk voor de Europese Raad in de toekomst?
Indien wij deze vragen wat versimpelen, dan bestaan in het Europees Parlement drie visies:
De eerste is de communautaire visie. Deze vindt de meeste aanhang in het Europees Parlement. De visie staat voor een hoge waardering van hetgeen bereikt is in de Europese Unie. De rol van de Europese Instellingen, met name van de Europese Commissie en het Europees Parlement evalueert men zeer positief. Maatschappelijke problemen in de lidstaten ziet men snel als Europees probleem. Bij vragen of een probleem al dan niet op Europees niveau behandeld dient te worden, neigt men ertoe om deze al snel met ‘ja’ te beantwoorden. Daarbij kiest men vrijwel automatisch voor de communautaire methode.
Aanhangers van deze visie vindt men in grote meerderheid bij de socialisten, de groenen en de christen-democraten (met uitzondering van de Engelse conservatieve groep). Ook bij de liberale groep vindt men redelijk veel aanhangers van deze visie.
De tweede visie is anti-Europese visie. Deze visie is in de minderheid, maar is wel duidelijk aanwezig. Ze staat voor een zeer kritische houding ten opzichte van datgene wat in de Europese Unie is bereikt. Het liefste zouden vertegenwoordigers van deze stroming de EU fundamenteel veranderen door er bijvoorbeeld een douane-unie van te maken. Het functioneren van alle Europese Instellingen, zowel Raad, Commissie als Europees Parlement, evalueert men zeer negatief. Vaak is sprake van expliciet wantrouwen. In principe wil men zoveel mogelijk bevoegdheden bij de nationale staat houden. Aanhangers van deze visie vindt men aan de uiterste linker- en aan de uiterste rechterzijde van het politieke spectrum. Men vindt ze bij de Niet-Ingeschrevenen, bij de GUE/NGL, bij de UEN, bij de EDD, bij de Britse conservatieven en een paar bij de Groene fractie.
Tot slot heeft men politici, die een midden-positie innemen. Deze visie noem ik de Eurorealistische, en (dat zeg ik er maar meteen bij) daartoe reken ik ook onze nationale delegatie van ChristenUnie-SGP in het EP. Politici die deze visie aanhangen, willen de goede kanten van de Europese Unie niet uit het oog verliezen. De verworvenheden van vijftig jaar Europese integratie wil men erkennen, evenals de goede kanten van de Europese Instellingen en de communautaire methode. Men wil echter ook de negatieve kanten van Europese samenwerking niet uit het oog verliezen. Hierbij denk ik aan grotere afstand tot de burger, meer bureaucratie en minder democratisch toezicht, alsook aan verlies van nationale identiteit.
Daarom is men niet bij voorbaat geneigd om de communautaire methode als oplossing voor toekomstige problemen te zien. Ook wil men niet automatisch meer bevoegdheden voor de Europese Commissie of het Europees Parlement. Bij de vraag of een bepaalde probleem op Europees niveau aangepakt moet worden, zegt men niet automatisch ‘ja’. De intergouvernementele methode waardeert men, integenstelling tot de politici die de communautaire visie aanhangen, ook nadrukkelijk positief.
Vertegenwoordigers van deze stroming vindt men in minderheid bij vrijwel alle partijen. Duidelijk aanwezig zijn ze in de EDD, waar onze nationale delegatie deel van uitmaakt. Ook de Engelse conservatieven binnen de christen-democratische fractie zijn een goed voorbeeld. Daarnaast vindt men ook binnen de rest van de christen-democratische fractie enkele leden, die op deze lijn zitten. Ook bij de socialisten, bij de liberalen en bij de UEN zijn enkele politici te vinden die deze lijn volgen.

Over de volgende scheidslijnen kan ik korter zijn.

De tweede scheidslijn is de visie op buitenlands beleid
Dit betreft ten eerste de vraag of het huidige GBVB communautair moet worden of intergouvernementeel dient te blijven. Dit is in feite een vraag van constitutionele aard, waar ik alleen apart aandacht aan besteed, omdat de standpunten wel verschillen van het algemene uitgangspunt en omdat het voor de komende tijd een belangrijk discussiepunt is. Voorstanders van een communautair GBVB vindt men vooral binnen de EVP en bij de Groenen. Ook enkele bij de liberalen. Voorstanders van een meer intergouvernemente lijn vindt men bij de EDD, bij de UEN, bij de conservatieven binnen de EVP en bij de socialisten, al is deze groep verdeeld. Ook binnen de liberalen zijn veel voorstanders voor een intergouvernementele lijn.
Er zijn ook een aantal politici die in het geheel geen GBVB willen. Deze vindt men vooral in landen, die een sterke traditie van neutraliteit hebben.
Op langere termijn lijkt mij de volgende vraag van groter belang: die naar de oriëntatie van het buitenlands beleid. Transatlantische betrekkingen spelen daarin een grote rol. Wil men vooral een eigen, Europees beleid of orienteert men zich meer op de band met de Verenigde Staten en de NAVO? Voorstanders van een zelfstandig Europees buitenlands beleid vindt men grosso modo vooral bij de Groenen, de GUE/NGL, de socialisten en een klein gedeelte binnen de EVP. Voorstanders van een meer transatlantische oriëntatie vindt men vooral binnen de Engelse conversatieven, de UEN en de EVP. De Liberalen en de EDD zijn verdeeld over dit punt. Onze nationale delegatie van ChristenUnie-SGP zijn voorstanders van een sterke transatlantische oriëntatie en versterking van de NAVO.

De derde scheidslijn is de visie op de staat, en de noodzaak van de staat tot ingrijpen in maatschappelijke processen. Dit punt is denk ik duidelijk. Hier zijn de traditionele partijlijnen, zoals zij zich in de Westeuropese structuren hebben ontwikkeld het meest zichtbaar. Dat betekent dat de met name de GUE/NGL, de Socialisten en ook wel de Groenen, geneigd zijn zwaar te leunen op ingrijpen van Europese Instellingen in bepaalde processen. De christen-democraten nemen een midden-positie (met wat uitschieters naar de ene of de andere kant) in. Aan de rechterzijde van het politieke spectrum bevinden zich de Engelse conservatieven. Onze nationale delegatie wil zowel recht doen aan vrijheid voor het maatschappelijk initiatief, als aan de noodzaak de zwakken te beschermen.

Belangrijker voor de politici hier vertegenwoordigd is de laatste scheidslijn, die ik hier wil noemen. Dat betreft de houding ten opzichte van het leven. Ik denk daarbij aan visie op gezin, abortus, en de rol van het christendom in Europa. De scheidslijn hier loopt tussen politici die een progressief, meer of minder anti-kerkelijk en individualistisch standpunt voorstaan en zij die traditionele waarden, het leven en de geschiedenis willen respecteren. Deze scheidslijn loopt door alle partijen. In vrijwel iedere partij zijn voorstanders van de eerste en van de tweede lijn te vinden. Maar grosso modo vindt men de meeste progressieven onder de socialisten, de GUE/NGL, de Groenen en de Liberalen. Bij de EVP en de UEN vindt men relatief meer voorstanders van de laatste categorie. De Engelse conservatieven zijn op dit punt intern verdeeld. Onze nationale delegatie van ChristenUnie-SGP is pro-life, bepleit respect voor de geschiedenis en ziet niet het individu, maar de bijbelse normen als maatgevend. Dit komt op tal van punten in onze stellingname tot uiting.

Nu ik u met het bovenstaande verhaal de grove partijpolitieke lijnen in het Europese Parlement heb trachten duidelijk te maken, kom ik tot een concretisering.

Eigen afweging
Ik doe dat aan de hand van de politieke keuze van onze eigen nationale delegatie. Hopelijk neemt u mij deze onbeschaamdheid niet al te zeer kwalijk. Wij kennen echter de motieven voor onze huidige positie beter dan die van anderen voor hun positie. Daarnaast hoop ik u met onze afweging ook een verduidelijking van al hetgene wat ik hierboven geboden heb, te bieden.

Sinds 1984 heeft de ChristenUnie-SGP delegatie (toen nog onder een gedeeltelijk andere naam) een vertegenwoordiger gehad in het Europees Parlement. Vanaf het begin is het de vraag geweest of wij ons niet aan moesten sluiten bij de grote christen-democratische fractie in het Europees Parlement. Net als een aantal nationale delegaties in die fractie, willen wij een duidelijk herkenbare, christelijke identiteit hebben. Zou je niet meer parlementaire mogelijkheden hebben binnen een grote groep als de EVP was (en is)? Daarbij komt dat de EDD, de groep waarin wij nu participeren, geen specifiek christelijke identiteit heeft. De groep is verenigd op basis van een kritische visie op de Europese Unie.
Na iedere Europese verkiezing hebben wij ons opnieuw bezonnen op onze positie in het Europees Parlement. Daar zullen we overigens in de toekomst mee door blijven gaan, want in geen enkele Europese fractie kan men spreken van een statische situatie. In principe maken wij graag deel uit van een christelijke fractie in het Europees Parlement. Dat blijft ook in de toekomst onverminderd onze wens.
Hoewel wij niet blind zijn voor de voordelen van participatie in de grote EVP, hebben wij er tot nu toe voor gekozen hebben om buiten de EVP te blijven. Daarvoor hebben wij een aantal redenen: Ten eerste delen wij de constitutionele visie op Europa, die de meerderheid van de EVP huldigt, niet. Wij zijn veel meer voorstanders van een eurorealistische dan van een communautaire visie. In een fractie die voor het overgrote deel bestaat uit aanhangers van de communautaire visie, zagen wij te weinig kansen om onze eigen identiteit voldoende zichtbaar te maken. Wat dat betreft hebben de Engelse conservatieven een betere positie dan wij. Zij zijn met zo’n dertig man (wij met drie). De EVP had hen nodig om de grootste partij in het Europees Parlement te kunnen zijn. In zo’n positie kun je vrijheid voor je eigen standpunt afdwingen. Die vrijheid was en is voor ons niet zeker.
Daarnaast is het christelijk karakter van de EVP niet altijd even helder. Er zijn een aantal ethische onderwerpen, waar voorstanders van een meer liberale en voorstanders van een christelijke lijn binnen de fractie scherp tegenover elkaar staan. De uiteindelijke fractie-lijn overtuigt ons niet altijd. Wij weten daarom niet zeker of wij ons kunnen herkennen in de fractielijn ten aanzien van voor ons belangrijke punten.
In de EDD heeft de Nederlandse delegatie autonomie. Dat is vastgelegd in het oprichtingsdocument. Daardoor hebben wij in de praktijk de volledige vrijheid om politiek naar ons eigen inzicht te handelen. Dat is de derde reden van onze deelname in de EDD. In de diverse commissies, die het hart van de parlementaire werkzaamheden vormen, zijn wij vrij om te handelen naar ons eigen politiek program. Op die manier kunnen wij, ook als leden van de kleinste fractie in het Europees Parlement, trachten de besluitvorming te beïnvloeden. Daar het in commissies vaak aankomt op persoonlijke inzet, overtuigenskracht en expertise is onze inzet diverse malen niet zonder resultaat gebleven.
Het keerpunt van deze vrijheid is dat wij de andere leden van de EDD deze vrijheid ook laten, en dat we daarom regelmatig onderling van mening verschillen.
Maar bovengenoemde voordelen zijn voor op dit moment nog steeds reden om te blijven bij onze keuze voor de EDD. Al blijft het voor ons, dat is ook duidelijk, een verlegenheidskeuze.

Daar komt nog iets bij, en dat is dat de fracties in het Europees Parlement gelukkig geen afgesloten bastions zijn. Tussen de fracties, en met name tussen geestesverwanten binnen diverse fracties is wel degelijk contact, ook om te trachten de besluitvorming te beïnvloeden. Deze informele contacten zijn zeer boeiend en hebben door de loop van de tijd hun waarde bewezen. Ik denk bijvoorbeeld aan de samenwerking met politici uit diverse fracties op het terrein van de menselijke genetica.

Dames en heren, ik ga afronden. In de nabije toekomst zal het Europees Parlement naar ik hoop 736 zetels tellen (na correctie van de ongelijke behandeling van Tsjechië en Hongarije). In zo’n vergroot parlement zullen goede organisatie, fracties en informele netwerken nog belangrijker zijn dan vandaag de dag. Welke politieke keuze uw partij ook maken mag, het lijkt mij dat ons gezamelijke doel is om een herkenbaar christelijk-politiek geluid te laten horen. In Europa, en ook in het Europees Parlement. Laten we deze dagen dan ook gebruiken om ons te bezinnen op de mogelijkheden om dit geluid te versterken. En weer zeg: in heel Europa, maar daarbij nadrukkelijk ook in het Europees Parlement.

« Terug

Reacties op 'Lezing Hans Blokland in Lakitelek'

Geen berichten gevonden

Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.